t.09- Appendix (01…05)

In dit hoofdstuk zijn een aantal onderwerpen ondergebracht die het hoofdverhaal moeten toelichten en/of ondersteunen

  • 01-  Citaten uit [N.03]   (dd. 2014-09-16)
  • –  “Alle kerncentrales wereldwijd met een gezamenlijk vermogen van 372.000 Megawatt gebruiken in 2014 bijna 60.000 ton uranium”             (vermogen niet opgeschoond voor Japanse centrales buiten bedrijf ;  zie [ZZ.03] )
  • –  “Volgens het NEA (Nucleair Energie Agentschap te Parijs) zijn de bewezen en geschatte voorraden Uranium 4,6 miljoen ton. Daar komt nog eens 3,0 miljoen ton bij op grond van redelijk betrouwbare gegevens (die nog nader getoetst moeten worden.”
  • –  “In 1976 schatte het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) dat in het jaar 2000 kerncentrales wereldwijd een vermogen van 2.300.000 Megawatt (MW) zouden hebben. Als die IAEA-verwachting was uitgekomen, zou er vanaf 2000 jaarlijks 430.000 ton uranium nodig zijn geweest als brandstof . (~187 ton/GW.jr)   Dus vanaf 2000 tot eind 2016 zou er 7,3 miljoen ton uranium opgebruikt zijn. Dan zouden de bewezen plus de redelijk zeker geschatte voorraad uranium (samen ~7,7 miljoen ton), al bijna op zou zijn geweest ….
  • Doordat er veel minder kerncentrales gebouwd zijn dan in de jaren 70 werd verwacht, kan de kernindustrie beweren dat men nog lang vooruit kan met uranium.”
    • (Eigenlijk : we kunnen nog lang vooruit met Uranium-energie op voorwaarde dat er nauwelijks centrales bijgebouwd worden)

02-
Kernfusie is het samensmelten van de kernen van verschillende atomen, waarbij een andere, zwaardere kern wordt gevormd. Wanneer atomen van lichte elementen zoals waterstof samensmelten, wordt hierbij een deel van de massa omgezet in energie, in het geval van waterstof ongeveer 0,67%.
Het fuseren van zwaardere atomen kost daarentegen juist energie. De overgang tussen ‘licht’ en ‘zwaar’ ligt in deze context bij het element ijzer“.

03- 
In mijn woonomgeving ga ik uit van de KNMI-metingen te Gilze-Rijen  [ZZ.02]
De zonnestraling bedraagt er ca 3702 MJ/m2 per jaar ,  gemiddeld over 1990…2019. De gemeten straling neemt de laatste jaren toe (van 2015 t/m 2019 gemiddeld 3931 !) .
Landelijk zullen deze getallen iets verschillen. In een oud KNMI-plaatje (1981-2010) vond ik waarden van omgerekend 3400 MJ/m2 langs de Oost-grens tot 3900 MJ/m2 langs de Noordzee-kust

  • 04- 
  • – Niet alle in de wind aanwezige (kinetische) energie kan worden geoogst door een molen. Anders zou achter de wieken de luchtsnelheid nul moeten zijn, maar dan kan de inkomende lucht daar niet meer passeren !
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Wet_van_Betz :  de theoretisch maximale uitnutting door een turbine ligt op ca 59%).
      • Moderne windmolens komen tot 70…80% van dit theoretisch maximum
  • – Windmolens staan ruim opgesteld om de windsnelheden achter de molen gelegenheid te geven zich te herstellen (gaat gepaard met turbulenties).
    • Bij https://www.nen.nl/NEN-Shop/Windenergie.htm las ik voor deze afstand een vuistregel : 5x de rotordiameter
    • Voor de zeer grote molens met wiekdiameter >200m zou dit een afstand van 1km tot de volgende molen betekenen !  Oei…. (geldt die vuistregel dan nog wel ?)

  • 05- 
  • Naarmate het hoogte-verschil bij waterkrachtcentrales groter is ,  wordt de energie van het water makkelijker / rendabeler te winnen ,  doordat systeem-verliezen minder rol spelen
    • vergelijk met de accu in een personen-auto :  vroeger 6 Volt ,  nu 12Volt (Voltage is vergelijkbaar met hoogteverschil).
      • Voorbeeld : bij een zekere stroom sterkte heb je een verlies van 1,5 Volt in de leidingen. Dan resteert er bij een 6Volt-accu nog 4,5V en  bij de 12 Volt-accu 10,5V. Het verlies is relatief kleiner….
  • Omgekeerd betekent dit dat het moeilijk is om uit een klein hoogteverschil energie te oogsten met een redelijk rendement (ook al is de potentiële energie zeer groot, zoals bijv. bij eb en vloed)