NBG-51 :
Gij zult niet begeren uws naasten huis , gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is
En als ik dan zie hoe mooi “zijn huis” is, mag ik dan niet bij me zelf denken “zoiets zou ik ook wel willen hebben”…?
- Jaloezie ? Ik zie een geleidelijke overgang van vergelijken t/m misgunnen. Ik neem “huis” weer als voorbeeld
- a- Vergelijken kan mij een objectieve constatering opleveren : hij heeft een mooi huis, mooier dan het mijne. En daarmee af , zonder verder gevolg.
- Hiermee doe je niemand kwaad
- b- Van jaloezie is sprake als het mij aanspoort ; ik ga m’n best doen om ook zo’n mooi huis te verkrijgen. Hiermee hoeft nog niks mis mee te zijn
- Je doet de ander geen kwaad , jezelf ook niet…..
- Jaloezie kan dus zelfs positief werken ! (maar draagt een risiko in zich , zie c )
- c- Hebzucht. Hier is jaloezie zo sterk geworden dat je in je eigen levensfeer bereid bent zaken opzij te zetten om je doel te bereiken. Het “toekomstige bezit” gaat je gedachten beheersen ; je bent bezig je geestelijke ruimte te verkleinen. Je wordt/bent onvrij , stelt je al op als afhankelijk van dat bezit
- Je bent bezig je leven te versmallen (dit kan ook gevolgen hebben voor je naasten)
- d- Afgunst is sterker : je zou dat huis liever zelf hebben.
- Je gaat pogingen in het werk stellen om zijn huis te bemachtigen. Dit kan zover gaan dat je bereid bent om daarvoor die ander een loer te draaien.
- Je zit nu op het kwaadaardige deel van de glijdende schaal.
- e- Misgunnen is voor mij een kwalijke variant van d : je gunt het de ander niet eens , zonder dat je het zelf per sé wil hebben.
- Een illustratie hiervan zie ik bijv in een opmerking als :
- wat heeft hij een mooi huis !
- met als respons : ja, maar je moet niet vragen hoe ie er aan komt….
- Het gaat hier niet eens meer alleen om zijn huis , maar om de persoon die je wenst te treffen , je vindt dat het huis hem niet toekomt
- (- Je kunt zeggen dat de punten a en e niet in het rijtje van begeren thuis horen , maar ik wilde de glijdende schaal laten zien.
- – Mogelijk vindt een taalkundige dat ik de woorden jaloezie , afgunst en misgunnen een verkeerde inhoud toekende…. maar de bedoeling van de reeks-ontwikkeling moge duidelijk zijn)
In Deuteronomium staat “gij zult niet uw zinnen zetten op… Dit heeft een zelfs duidelijker intensiteit dan “begeren”, je gaat alles op alles zetten. Dit drukt naar mijn gevoel heel goed uit wat hier bedoeld wordt
Waarom zou je moeten wegblijven van “je zinnen zetten op ” of “begeren”?
– omdat je dan ge-obsedeerd bent. Je gedachten worden beheerst, je bent niet vrij (we zijn dan weer terug bij rw.01 !)
– en : je bent eventueel bezig in te dringen in andermans leefruimte.
(Bekend voorbeeld David, Batsebah en Uriah…)
Dit “begeren” tast dus de vrijheid van jouw geest aan , verziekt je levensvreugde…. afgezien nog van de schade bij anderen
- Het volgende deel van de tekst zie ik als een verdere illustratie van “het huis” : de gehele persoonlijke levenssfeer van die naaste wordt erbij gehaald : zijn egaa , zijn hulp , zijn hulpmiddelen om zijn werk te doen…. gewoon alles wat die medemens tot zijn beschikking staat.
- Er worden hier vooral materiële zaken genoemd. Maar aangezien het een kennelijk welgesteld iemand betreft , slaat het vast ook op zaken als status , aanzien , etc
Bedoeling van dit “gebod” : kijk wat je met met je eigen talenten kan bereiken…. zonder dat het je gedachten overheerst.